Warmteverlies via bouwknopen

Bij het warmteverlies via bouwknopen kunnen een aantal karakteristieke waarden worden onderscheiden. De lineaire warmtedoorgangscoëfficiënt 'Ψ' en de puntvormige warmtedoorgangscoëfficiënt 'Χ' geven informatie over het warmteverlies. De binnenoppervlaktetemperatuurfactor (f-factor) en de bijbehorende minimale oppervlaktetemperatuur bepalen de kans op oppervlaktecondensatie met mogelijke schimmelvorming als gevolg.

De berekening van deze grootheden voor een bouwknoopdetail is uitsluitend mogelijk door gebruik te maken van een eindige-elementen-model. Om een dergelijke berekening te maken wordt de opbouw van het detail in het rekenmodel ingevoerd. Afmetingen en materiaaleigenschappen (λ-waarde) en de omgevingsfactoren (overgangsweerstand en ruimtetemperaturen) zijn daarbij van belang; deze waarden zijn in NBN EN ISO 10211 beschreven (informatie met betrekking tot respectievelijk de Ψ-waarde en de f-factor).

Het rekenmodel volgens het eindige-elementen-model bepaalt warmtestromen en temperaturen. Het temperatuurverloop of de warmtestroomdichtheid kan dan grafisch worden weergegeven; zie afbeelding 4 en 5.

Afbeelding 4 toont de warmtestroomlijnen en daarmee langs welke weg de warmte door de constructie heen verloren gaat. De zwakke delen van de bouwknoop zijn goed te herkennen. Afbeelding 5 toont de isothermen, dit zijn lijnen of vlakken met dezelfde temperatuur en geven de temperatuurverdeling binnen het berekende constructiedetail aan. Warmtestroomlijnen en isothermen staan steeds loodrecht op elkaar.