Lexicon

Hier vindt u een overzichtelijke samenvatting van de vakbegrippen die u tegenkomt op het gebied thermische isolatie van gebouwen.
In het Lexicon worden de belangrijkste termen ten aanzien van de bouwfysische eigenschappen van bouwknopen besproken. Thema's als warmte- en energieverlies, warmtetransport en temperatuurverloop worden verder verklaard.
De jaarlijkse warmtebehoefte van een gebouw is de hoeveelheid energie die nodig is om een gebouw te verwarmen. Hierbij wordt nog geen rekening gehouden met zaken als rendementsverliezen van installaties en transportverliezen. Het is dus een waarde die ingaat op een deel van het energiegebruik.
Berekening van de jaarlijkse warmtebehoefte
Qh;nd = ( QH;ht - ηH;gn ⋅ QH;gn )
- Qh;nd : de warmtebehoefte in MJ
- QH;ht : specifiek ventilatieverliesis het totale warmteverlies voor de warmtebehoefteberekening
- ηH;gn : de benuttingsfactor voor warmtewinst
- QH;gn : de totale warmtewinst voor de warmtebehoefteberekening
Het totale warmteverlies voor de warmtebehoefteberekening wordt bepaald door het warmteverlies door transmissie en ventilatie. Een deel van de warmtewinst door interne warmteproductie en door zonnewarmtewinst kan nuttig worden gebruikt.
Primaire energie wordt omschreven als 'energie die niet is onderworpen aan een conversie- of transformatieproces'.
Bij het bepalen van het jaarlijkse primaire energiegebruik wordt rekening gehouden met de 'productie' en winning van energie, alsook met het transport van energie en het energiegebruik zelf. Dit betekent dat er gekeken wordt naar het gebouw en de efficiëntie van de installaties in het gebouw, maar ook naar hetgeen dat buiten het gebouw gebeurt.
Het primaire energiegebruik geeft een waarde voor het totale energiegebruik. Het is een waarde die gebruikt kan worden voor een eerlijke vergelijking van energiegebruiken.

De begrenzing van het primaire energiegebruik. De warmtebehoefte is de hoeveelheid warmte die er ter plaatse van de warmteafgiftelichamen (radiatoren / vloerverwarming / convector / ...) wordt afgegeven. Het primaire energiegebruik beschouwt daarnaast het rendement (systeem- en opwekkingsrendement) van de installatie ook het energiegebruik buiten het perceel.
De warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie beschrijft het warmteverlies via de gebouwschil. Om de warmteverliezen te bepalen wordt het warmteverlies via oppervlaktes bepaald. Daarnaast wordt er rekening gehouden met het warmteverlies via bouwknopen.
De totale warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie (HT) wordt volgens NBN 62-002 bepaald door:
HT = HD + Hg + HU
Waarbij:
- HD : de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie direct naar de buitenomgeving, in W/K
- Hg : de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie via de grond en onverwarmde kelders en kruipruimten in contact met de grond, in W/K
HU : de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie naar de buitenomgeving via aangrenzende onverwarmde ruimten, in W/K
De totale warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie kan ook geformuleerd worden als:
HT = HD,construction + Hg,construction + HU,construction + HD,junctions + Hg,junctions + HU,junctions
HT = HT,construction + HT,junctions
Waarbij:
- HT,construction : de totale warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie door de scheidingsconstructies van het verliesoppervlak heen
HT,junctions : de totale warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie door de bouwknopen heen
Door zonnestraling die het gebouw binnenkomt, warmt het gebouw op. Deze warmtewinst zorgt er in de winter voor dat de warmtebehoefte daalt. In de zomer leidt de warmtewinst mogelijk tot een oververhitting van het gebouw; de warmte is in dat geval ongewenst. De zonnestraling kan het gebouw binnenkomen via transparante delen (ramen), maar ook via dichte constructiedelen.
De hoeveelheid warmte die een gebouw binnenkomt kan op diverse manieren worden beperkt. Gedacht kan worden aan het toepassen van zonwerende beglazing of zonwering, maar er kan ook gedacht worden aan het realiseren van uitkragende geveldelen zoals een oversteek of balkon.
De warmtestroom Ф (Watt) beschrijft het transport van energie (Joule) per tijdseenheid (s). Het warmtetransport wordt door de beweging van atomen en moleculen veroorzaakt die temperatuurafhankelijk is. Daarbij is het warmtetransport altijd van een hoge temperatuur naar een lagere temperatuur.
De warmteweerstand geeft de thermische kwaliteit weer van een materiaallaag. De warmteweerstand wordt weergegeven als de warmtestroom (W) per m2 oppervlak bij 1 K temperatuurverschil.
De warmteweerstand van een materiaallaag wordt berekend door de dikte van de materiaallaag te delen door de warmtegeleidingscoëfficiënt van het materiaal:
Waarbij:
- λ : is de warmtegeleidingscoëfficiënt in W/mK;
- d : is de dikte materiaal in m.
Bij een constructie met meerdere materiaallagen kan de warmteweerstand van de materiaallagen gezamenlijk als volgt worden bepaald:
De warmteweerstand van de totale constructie (RT), zonder correctie op de U-waarde, wordt als volgt bepaald:
Waarbij:
- Rsi : is de warmteovergangsweerstand aan het inwendig oppervlak in (m2K)/W;
- Rse : is de warmteovergangsweerstand aan het uitwendig oppervlak in (m2K)/W;
- Ri : is de warmteovergangsweerstand van elke bouwlaag.
De warmtedoorgangscoëfficiënt van een bouwelement wordt gegeven door:
Correcties dienen in principe toegepast te worden om rekening te houden met de effecten van de volgende gevallen of situaties:
- Luchtspleten of holten in isolatielagen;
- Mechanische bevestigingen die isolatielagen doorboren;
- Neerslag op omgekeerde daken.
De gecorrigeerde U-waarde (Uc), wordt als volgt gedefinieerd:
Uc = U + ΔU
Waarbij: ΔU = ΔUg + ΔUf + ΔUr
Hierin zijn:
- ΔUg : is de correctieterm voor luchtspleten en holten;
- ΔUf : is de correctieterm voor mechanische bevestigingen;
- ΔUr : is de correctieterm voor omgekeerde daken.

De warmtedoorgangscoëfficiënt beschrijft het warmteverlies via aansluitingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen lineaire bouwknopen (bijvoorbeeld een balkonaansluiting) en puntvormige bouwknopen (bijvoorbeeld een stalen ligger).
Een lineaire bouwknoop geeft het extra warmteverlies in een aansluiting van twee constructiedelen. Het warmteverlies via lineaire bouwknopen wordt bepaald door de Ψ-waarde (W/mK) van de aansluitingen en door de lengte (l) van de aansluitdetails. De puntvormige bouwknoop Χ geeft het extra warmteverlies in een puntvormige aansluiting. Het warmteverlies via puntvormige bouwknopen wordt bepaald door de Χ-waarde (W/K) van de aansluitingen en door het aantal aansluitingen.
De Ψ- en Χ-waarde worden bepaald door de constructiekwaliteit, de afmetingen en de U-waarden van de constructiedelen. De Ψ- en Χ-waarde kunnen niet handmatig worden berekend. Deze waarden dienen bepaald te worden door gebruik te maken van gevalideerde berekeningssoftware.

In dit beeld is het effect te zien van de psi-waarde bij een doorlopende vloerplaat (niet onderbroken balkonaansluiting). Praktisch gezien wordt door de warmtestroom via de balkonplaat ook de wand boven en onder de balkonaansluiting afgekoeld. Aan de pijlen rechts in de tekening is te zien welke weg de warmtestromen nemen. Daar waar de warmtestromen bij een doorlopende wand horizontaal plaatsvinden (in blauw weergegeven) zijn de warmtestromen bij bouwknopen driedimensionaal (in geel weergegeven). Hier wordt duidelijk waarom de bepaling van de psi-waarde wezenlijk complexer is dan de U-waarde.
De dauwpunttemperatuur van een ruimte is de temperatuur waarbij het vocht in de ruimte niet meer door de lucht kan worden opgenomen. Extra vocht dat wordt toegevoerd en niet meer opgenomen wordt vormt condens. In dat geval bedraagt de relatieve vochtigheid 100%.
Wanneer het oppervlak van een bouwdeel koud is kan er schimmelvorming optreden. Dit doet zich voor wanneer de oppervlaktetemperatuur van het bouwdeel minstens zo koud is als lucht in de directe omgeving en een luchtvochtigheid kent van 80%. De temperatuur waarbij dit voorkomt wordt de schimmelvormingstemperatuur θs genoemd.
Energiegebruik en energie besparen staan de afgelopen jaren volop in de aandacht. Doordat de warmteweerstand van constructies steeds hoger wordt, is aandacht voor de thermische kwaliteit van de detaillering steeds belangrijker. Het aandeel van het warmteverlies in knooppunten wordt bij hogere warmteweerstanden immers groter dan bij slecht geïsoleerde gebouwen.
Om te komen tot een energiezuinig gebouw wordt vaak gebruik gemaakt van het principe van de Trias Energetica. De Trias Energetica houdt er rekening mee dat er in eerste instantie gestreefd wordt naar een lage energiebehoefte (stap 1). Dat kan gerealiseerd worden door een goede thermische kwaliteit van de gebouwschil en door gebruik te maken van de zon. Duurzame bronnen worden zo veel mogelijk gebruikt (stap 2). Dat kan bijvoorbeeld door de elektriciteitsbehoefte op te wekken met PV-panelen, warmtapwater op te wekken met een zonnecollector of voor de ruimteverwarming gebruik te maken van de warmte uit grondwater of de bodem. De energiebehoefte die overblijft en niet bij stap 2 wordt ingevuld moet zo efficiënt mogelijk worden opgewekt; dat is stap 3 van de Trias Energetica.
De Trias Energetica en het principe is onderstaand schematisch weergegeven: